Naast het nieuws vindt u op De Digitale Stad Nieuwegein ook veel informatie over het heden en het verleden van de dorpen Jutphaas en Vreeswijk. Kijk eens naar de rubriek: Toen & Nu of De Oude PEN en de Prentbriefkaart van de week. Vandaag besteedt onze redactie aandacht aan huis of kasteel Rijnestein. Dit omdat we in onze rubriek ‘De straat’ deze week aandacht besteden aan de Reinesteijnseweg. Min of meer een één-tweetje dus.
Het kasteel stond ten zuiden van de Nedereindseweg in het gebied Rijnenburg, dat sinds 1 januari 2003 bij de gemeente Utrecht hoort, daarvoor behoorde het bij de gemeente Nieuwegein. Vanuit Nieuwegein lag kasteel Rijnestein direct links na het viadukt van de A2. Omstreeks 1963 zijn de grachten gedempt. Het kasteelterrein zelf ligt onder het viaduct van de Rijksweg A2. Onderzoek heeft uitgewezen dat er nog resten van de kasteelfundamenten aanwezig zijn.
Ten westen van het vroegere kasteelterrein staat nu een boerderij met de naam ‘Rijnestein.’ Deze boerderij, hierboven, is bewoond. Opengesteld De boerderij is niet toegankelijk.
Het kasteel wordt voor het eerst vermeld in 1392, en was een leen van de heren van Vianen en de oudste belening die dateert van 1392, wanneer Gerrit van Rijn ermee wordt beleend. Hoe oud het kasteel dan al is en wie het gebouwd heeft is onbekend.
Over de bouwgeschiedenis is weinig bekend. In 1481 raakte het kasteel in ieder geval door brand beschadigd in de strijd tussen de stad Utrecht en de bisschop. De tekening van Roelant Roghman uit 1646/1647 (in de samenvoeging van Toen & Nu hieronder) geeft aan dat het kasteel uit drie elementen bestond: een rechthoekige frontvleugel, een blokvormig achterhuis en daartussen een verbindingsdeel. Het achterhuis en het verbindingsdeel lijken uit de 16e eeuw te stammen, terwijl de frontvleugel uit het tweede kwart van de 17e eeuw dateert. Uit 18e-eeuwse tekeningen komt naar voren dat de frontvleugel en het verbindingsdeel later een extra verdieping hadden gekregen.
Naast het kasteel stonden een dienstgebouw en een duiventil. Ook was er sprake van een losstaande toren met een traptorentje er aan vast: mogelijk was dit het poortgebouw.
In 1398 wordt Gerrit samen met zijn broer WIllem genoemd als leenman van de Graaf van Holland. Gerrit wordt opgevolgd door zijn zoon Evert en Evert schrijft in 1418 samen met zijn broer Zoude, Lodewijk van Montfoort en Herman Beynken een brief aan Jan van Beieren, Graaf van Holland, dat ze niet langer met hem verbonden willen zijn.
Evert heeft alleen een dochter, Dorff of Durve geheten, die trouwde met Wouter van Mathenesse. Het geslach van Mathenesse woonde op het kasteel te Riviere in Schiedam en Wouter en zijn zoon Adriaan zullen zelden of helemaal niet op het kasteel Rijnestein gewoond hebben. Wouter had waarschijnlijk al snel het kasteel overgedragen aan zijn zoon Adriaan en deze besluit het op zijn beurt in 1469 over te dragen aan zijn neef Jan van Renesse van Baer. Jan was een zoon van Agnes van Rijn, een zus van Dorff van Rijn en werd schepen en burgemeester van Utrecht.
Tijdens de Tweede Utrechtse Burgeroorlog (1481-1483), waarbij ook de Hoekse en Kabeljauwse twisten een rol speelden, werd het kasteel in 1481 zwaar beschadigd door brand, maar waarschijnlijk daarna weer snel hersteld. Gedurende meer dan honderd jaar vererfde het kasteel van vader op zoon binnen de familie Van Renesse van Moermond.
Op de tekening hieronder van L.P. Serrurier van ca 1730 zien we het kasteel vanuit het zuidwesten. De voorgevel is dan rechtgetrokken met in het midden een rondbogige ingang. De ingang kon bereikt worden via een brug, waarin zich een ophaalbrug bevond. Aan beide zijden van deze ingang bevonden zich op de erboven gelegen verdieping twee vensters. In de westgevel zijn bijna geen vensters aangebracht; wel bevinden zich in deze gevel enkele gemakken.
Boven: afbeelding van het kasteel door L.P. Serrurier uit ca 1730
In 1756 wordt Rijnestein door Jean Louis de Casembrood verkocht aan Rhijnhard Carel Adriaan Willem baron van Heyden, die onder andere kamerheer van stadhouder Willem IV was. Zes jaar later verkoopt hij Rijnestein aan zijn neef Sigismund van Heyden.
Sigismund hechtte veel belang aan het kasteel Rijnestein, want hij voegde de naam van het kasteel aan zijn eigen naam toe. Evenals zijn oom verkeerde hij veel aan het Hof in Den Haag, want hij was groot-kamerheer van Willem V. Zijn huwelijk met Maria Frederica van Reede van Amerongen werd gezegend met zeven kinderen. Sigismund Jacques erft zijn bezittingen.
De familie is ook eigenaar van het Huis Laarwoud bij Zuidlaren en wonen daar ook, want het kasteel Rijnestein is in 1779 al verdwenen. Sigismund Jacques sterft in 1830 op Laarwoud en hij laat een zoon en twee dochters na, waarvan alleen de oudste dochter trouwt. Zij zoon Louis sterft in 1886 en zijn bezittingen vererven op de kinderen van zijn zus Marie Frédérique Isabelle, die getrouwd was met Jkhr. Mr. Paul Antoine Guillaume de Milly. Deze kinderen noemen zich voortaan De Milly van Heyden Rijnestein en verkopen de grond van Rijnestein in percelen waarmee zij de laatste eigenaren waren van het gebied aan de Nedereindseweg.